Strokarton; Een korte beschrijving van de opkomst en teloorgang van een specifiek Noord-Nederlands product
Dit verhaal is geschreven door meneer J. Hopster in 1992.
Al met al is deze herstructurering een groot succes geworden. Maar laten we niet vergeten dat deze bedrijfstak, uniek in de wereld, hier nooit was gekomen als men niet met de strokartonindustrie was begonnen.
Inleiding
In de periode 1867 tot en met 1930 zien we in het noorden van ons land, in het bijzonder in de veenkoloniën, een groot aantal strokartonfabrieken tot stand komen.
Belangrijke vragen zijn:
a) Waarom zijn deze fabrieken gesticht en waarom veelal in het veenkoloniale gebied?
b) Waarom is in de tweede helft van deze eeuw de produktie van strokarton definitief beëindigd?
Deze vragen en verschillende aspecten van de “strokarton” zullen in dit verhaal aan de orde komen, zij het dat het geen volledig verslag zal zijn.
De industriële stroverwerking in Nederland
De belangrijkste vorm van industriële stroverwerking is verreweg de strokartonindustrie geweest. Hoewel minder bekend, is stro toch ook gebruikt als grondstof voor andere industriële produkten. Deze zijn:
a) HARD- en ZACHTBOARD. Producent hiervan was de “Noordelijke Industrie voor Stroverwerking” (Nové) te Hoogezand. Opgericht in 1941 en kort na de oorlog gebouwd. Na een aantal jaren ging men van stro als grondstof over op hout. Nog weer later is de produktie van deze vezelplaten helemaal gestopt.
b) GEBLEEKTE STROCELSTOF. Een produkt dat aan verschillende papiersoorten werd toegevoegd om bepaalde eigenschappen te verbeteren. Drie bedrijven hebben het gemaakt t.w.
1. de Phoenix in Veendam (1891),
2. de Eendracht in Appingedam vanaf ca. 1950,
3. de Sové (Maatschappij tot Stroveredeling) bij Arnhem, ook vanaf ca. 1950. Deze onderneming was een dochter van de toenmalige AKU en met regeringsdeelname tot stand gekomen. De bedoeling was om de gebleekte strocelstof te gebruiken als grondstof voor kunstzijde.
Strokarton
Wat is strokarton en hoe werd het gemaakt? Strokarton is een vorm van massief karton, gemaakt uit strovezels die uit de strohalmen zijn vrijgemaakt door de inwerking van kalkmelk.
Bereiding
Gehakseld stro werd met kalkmelk vermengd in bolkokers gestampt en vervolgens gedurende een aantal uren met direkte stoom verhit. Daardoor wordt de lignine, die de vezels onderling verbindt, aangetast. De gekookte massa kon dan met behulp van de kollerstenen fijn gewreven worden. Met andere apparatuur werd nog nagemalen. Na verdunning met water en uitsortering van ongerechtigheden werd de pulp uitgestort op een draaiend, eindloos zeef. Vervolgens werd de vezelmat met perswalsen uitgeperst en tenslotte gedroogd op roterende, met stoom verhitte cilinders. Eventueel nog één- of tweezijdig met papier beplakt en tenslotte op maat gesneden. De kartonmachines konden geen karton maken zwaarder dan 1000 á 1100 g/m2. Nog hogere gewichten waren te maken door vellen op elkaar te kleven.
Herkomst
Mij is niet bekend wie dit procédé heeft ontwikkeld of waar het het allereerst tot stand is gekomen. Wel staat vast dat er in Italië stropapier/karton is gemaakt. Stro gemengd met kalk deponeerde men in kuilen in de grond. Na een aantal dagen was het “gaar” en kon het fijn gewreven worden. Misschien heeft het feit, dat er in de vorige eeuw veel onderzoek is verricht om geschikte vezelbronnen voor de papierfabrikage te vinden, ook een rol gespeeld. In het Rijnland en in OostFriesland waren strokartonfabrieken tot stand gekomen. Boeren uit het Oldambt verkochten hun stro wel aan deze OostFriese bedrijven. Op die manier raakten Nederlanders op de hoogte van de mogelijkheid om uit stro karton te kunnen maken.
Gebruik
De twee belangrijkste gebruikers zijn altijd de kartonnage- en grafische industrie geweest. Ook wikkelde men hulzen van dit karton. Stropapier, een veel dunnere variant, werd in de golfkartonindustrie gebruikt om er de golflaag van te maken.
Afzet
Strokarton is altijd een exportprodukt geweest. Engeland was veruit het belangrijkste afzetgebied. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Engelse markt beduidend minder. De onderstaande getallen laten die duidelijk zien.
Afzet van de produktie in procenten
Jaren: 35/39 52/53
Nederland 16 38
Engeland 71 38
Andere landen 13 24
De strokartonfabrieken
Het volgende overzicht van de gestichtte strokartonfabrieken is niet op chronologische basis. Sommige bedrijven zullen alleen maar genoemd worden, terwijl bij andere soms wat informatie wordt gegeven.
1) De kartonfabriek te Leeuwarden, in 1867 gebouwd door de heren Kuipers en Miedema. Dit was de eerste strokartonfabriek in Nederland. De vestigingsplaats is wel wat merkwaardig, want het stro moest aangevoerd worden uit de provincie Groningen. Geliquideerd in 1911. J.E. Scholten (zoon van W.A. Scholten) koopt de gebouwen. Hierin vestigt zich dan de Lijempf.
2) De kartonfabriek te Alkmaar. Opgericht in 1882 door de heer Dijksen. Na sluiting van deze fabriek begint hij toch weer en wel met:
3) De strokartonfabriek “Appingedam” in 1906. Ook deze fabriek werd geen blijvertje. Op het terrein er vlak naast komt dan de:
4) De strokartonfabriek de “Eendracht” in 1909.
5) De strokartonfabriek “Ulrum”, in het dorp met dezelfde naam, heeft men in 1873 opgericht. Deze fabriek had steeds te kampen met problemen door het brakke proceswater. In 1905 neemt de “Ceres” in Oude Pekela de fabriek over. Nog weer later sluit “Ceres” de fabriek. Een aantal machines gaan dan naar Oude Pekela.
6) De strokartonfabriek “Nieuweschans” ziet in 1870 het levenslicht. De eerste kartonfabriek door boeren opgericht. Ook voor die tijd was het al geen moderne fabriek. Het stro kookte men in houten kuipen en een droogpartij ontbrak. Het karton legde men in wat verwarmde ruimten te drogen en bij goed weer zelfs buiten. Na sluiting van dit bedrijf kwam daar:
7) De Dollard tot stand in 1888.
8) de “Reiderland” te Winschoten had 1914 als verstingsjaar.
9) de “Toekomst” (1900) te Scheemda – nomen est omen (de naam is een voorteken, red.) – had dusdanig goede resultaten, dat men later overging tot de bouw van de “Toekomst II”. Beide fabrieken gingen geruime tijd na de oorlog sluiten. De ruïnes (een ergenis voor de gemeente Scheemda) zijn van de weg Winschoten-Delfzijl goed te zien.
(Inmiddels is de Toekomst I gesloopt en de Toekomst II gerenoveerd, red.)
10) “Hooites-Beukema” te Hoogezand in 1869 als tweede strokartonfabriek in Nederland opgericht. Later gaan de heren Hooites en Beukema uit elkaar.
11) “Beukema&Co.” ook te Hoogezand. Opgericht door de al eerder genoemde heer Beukema en J.E. Scholten in 1896. deze fabriek was eerst nauw verbonden met:
12) de “Carton- en papierfabriek W.A. Scholten” te Sappemeer. De heer W.A. Scholten was in 1879 begonnen met de strokartonfabrikage in de gebouwen van een aardappelbranderij (moutwijnfabriek de “Vlijt”). Na de dood van de heer W.A. Scholten krijgt zijn zoon Jan Evert de leiding over het concern. de samenwerking tussen de heren Beukema en J.E. Scholten werd al in 1899 beëindigd. Dat had tot gevolg dat één van de kartonmachines van Sappemeer naar Hoogezand ging, terwijl ook de directeur van Scholten bij Beukema&Co. kwam te werken. Inmiddels had J.E. Scholten vernomen dat in Duitsland ene meneer Ubbelohde een procédé had ontwikkeld om uit houtvezels, die nog in turf aanwezig waren, karton te maken. De familie Scholten had ook grote belangen in de Z.O. Drentse veengebieden (Klazienaveen is genoemd naar de vrouw van W.A. Scholten). Vandaar dat hij zo’n fabriek daar wilde bouwen. In hetzelfde jaar dat een machine naar Hoogezand verhuisde, liet J.E. er ook nog één naar Klazienaveen overbrengen. Voor Scholten-Sappemeer was het een geluk dat de fabriek een fiasco werd. De machine kon weer terug naar Sappemeer.
13) de “Halm” kwam in 1914 in Hoogkerk tot stand.
14) de “Erica II” werd door de “Erica” te Oude Pekela in 1930 in Oostwold (gem. Leek) gebouwd. De laatst gebouwde strokartonfabriek in Nederland. Een stroloods van deze fabriek is nog rechts te zien van de weg Groningen-Drachten.
15) de strokartonfabriek de “Vrijheid” (1904) werd de tweede stroverwerkende industrie te Veendam.
16) Ons Belang (1910), stadskanaal, komt op de grens van Groningen en Drenthe te staan.
17) de “Drentsch-Overijsselsche Strocartonfabriek” was twee jaren eerder al in Coevorden opgericht. Het ging al spoedig niet zo goed met de fabriek en 1917 bracht de sluiting. Een machinefabriek heeft enige tijd de gebouwen gebruikt. Het was:
18) “Hollandia”, die in 1927 daar de produktie van strokarton weer op gang bracht.
19) de “Aastroom”, gebouwd in 1875, was de eerste van een serie fabrieken in Oude Pekela. De start van het bedrijf verliep niet voorspoedig. Het gelukte Elso Free, die uit Heisfelde bij Leer gehaald was, om in vrij korte tijd de produktie goed op gang te brengen. Door zijn vakmanschap kon hij met financiële steun van anderen, meerdere fabrieken in Oude Pekela stichten. Op hoge ouderdom, ruim negentig, kwam hij nog wel kijken hoe het in de fabrieken ging. In 1950 is hij, de grondlegger van de Pekelder kartonindustrie, op 99-jarige leeftijd overleden.
20) de “Union” werd in 1883 onder Elso Free’s leiding gebouwd.
Personeel van de Union, deze foto is gemaakt in 1899 en afkomstig van mevrouw Brouwer-Hofman.
21) de “Albion”, gegrondvest in 1888 door dezelfde groep die de “Union” bouwde. Nadat “Albion” de strokartonproduktie had gestaakt, werd het bedrijf door een andere groep voortgezet onder de naam “Neo Cartona”. Een iets misleidende naam omdat men geen karton maakte, maar oud papier ging ontinkten. Recycling avant la lettre! Het werd geen succes; blijkbaar waren de heren hun tijd te ver vooruit. Daarna heeft de “Erica” het gehuurd. In 1930 sloot men het bedrijf opnieuw, enkele jaren later heeft men de kartonproduktie weer hervat en voerde het bedrijf opnieuw de naam “Albion”.
22) de “Erica” was de vierde kartonfabriek in Oude Pekela (1889). Gesticht door een groep kapitaalverschaffers, die perspectief zag in de produktie van strokarton, gezien de resultaten van de eerste bedrijven. Meerdere groepen volgden. Het volgende bedrijf wat zo tot stand kwam, was:
23) de “Wilhelmina” in 1896, gevolgd door:
24) de “Ceres” in 1898 en:
25) de “Kroon” in 1901.
26) de fa. “E. Free&Co.” kwam in 1904 tot stand op de plaats van de vroegere aardappelmeelfabriek “Orania”. De Free-groep bouwde ook de laatste kartonfabriek in Oude Pekela en wel:
27) de “Britannia” in 1913.
Waarom stichtte men de fabrieken en wat bepaalde de keuze van de locaties
Zoals reeds vermeld waren er al enkele fabrieken in het Rijnland en OostFriesland voordat men in Nederland begon met het produceren van strokarton. de akkerbouw-bedrijven in het Oldambt en op het Hoogeland hadden grote overschotten aan stro, omdat ze er geen veettelt bij uitoefenden. Boeren uit het Oldambt leverden wel stro aan de fabrieken in OostFriesland. deze fabrieken konden echter niet lang het gehele stro-surplus uit die streek opnemen. Zowel op het Hoogeland als op het Oldambt verbrandden de boeren hun grote overschotten. Geen wonder dat men op het idee kwam om hier ook fabrieken te gaan stichten. Toch werden de eerste strokartonfabrieken niet door groepen landbouwers opgericht, doch dor particulieren. Bovendien waren de eerste beide fabrieken niet gevestigd op het Hoogeland of in het Oldambt, doch in Leeuwarden en Hoogezand. Aan het eind van de vorige eeuw kwam kunstmest beschikbaar. De Veenkoloniale gronden kon men hiermee ook geschikt maken voor de akkerbouw en daardoor kwam nog veel meer stro op korte afstand van de al aanwezige surplus-gebieden beschikbaar. Toen konden nog meer fabrieken gebouwd worden. Latere plannen om in Duurswold en Westerwolde fabrieken ook nog te bouwen zijn evenwel nooit uitgevoerd.
Wat de lokatie voor een strokartonfabriek betreft moet rekening worden gehouden met de volgende faktoren:
1. de afstand tot de stro-gebieden moet kort zijn omdat stro een volumineus produkt is en het daarom niet rendabel is om het over lange afstanden te vervoeren,
2. er moeten goede voorzieningen zijn om het over lange afstanden te vervoeren,
3. brandstof moet beschikbaar zijn en ook makkelijk aan te voeren,
4. de beschikbaarheid van voldoende, schoon proces-water,
5. men moet personeel kunnen recruteren dat bereid en geschikt is om in fabrieken te werken.
Al deze faktoren in aanmerking nemende waren de Groninger Veenkoloniën een goede vestigingsplaats. De aanwezige kanalen boden de mogelijkheid om stro en brandstof (turf) aan- en het geproduceerde strokarton af te voeren. Schoon proceswater was er voldoende en ook personeel dat in de fabrieken wilde werken. Waren genoemde faktoren gunstig in de Groninger Veenkoloniën, in Oude Pekela waren ze buitengewoon gunstig. Daar komt nog bij dat in Oude Pekela en direkte omgeving zich groepjes vormden die bereid waren geld beschikbaar te stellen voor de bouw van fabrieken. In die groepjes zaten landbouwers, (ex) reders, machine- en scheepsbouwers en bankiers (fam. Groenveld). Vaak gingen ze samen met Elso Free. Van belang was natuurlijk ook dat er in het OostFriese land een paar machinefabrieken waren, die de benodigde machines konden leveren. Nadat de Duitse strokartonfabrieken ter ziele waren gegaan, bleven deze machine-fabrieken toch bestaan. Het bovenstaande verklaart waarom in de Veenkoloniën en in het bijzonder in Oude Pekela zoveel strokarton-fabrieken ontstonden.
De Rechtsvorm
De fabrieken zijn meestal opgericht als een naamloze vennootschap (n.v.) of als commanditaire vennootschap (c.v.). Een enkele keer ook in de vorm van een coöperatie. Later werden verschillende n.v.’s en c.v.’s omgezet in coöperaties. Zo ontstonden er ruwweg twee soorten kartonfabrieken: de speculatieve en de coöperatieve. De belangen van deze beide soorten liepen daarom vaak niet parallel. Sommige cooperaties gingen ook wel op de speculatieve toer door stro van vrije boeren te kopen, in de hoop dat ze de uitkeringen aan de eigen leden daardoor konden verhogen.
Andere produkten
Alhoewel de strokartonfabrieken opgezet werden om stro te verwerken, hebben ze toch ook wel andere produkten gemaakt. Enkele voorbeelden: de al genoemde strocelstof, Kraton, leerkarton, grijskarton, viltpapier, spoorkaartjeskarton, schrenspapier, stropapier. Ook gingen fabrieken er toe over om hun kartonproduktie geheel of gedeeltelijk zelf te verwerken tot kartonnages. (Ceres, Erica, Free, Union, Ons Belang en de Vrijheid). De Union ging zelfs golfkarton maken en daarvan weer dozen.
De Erica te Oude Pekela, een foto van Jan René Olthof:
De samenwerking tussen de fabrieken
Gedurende het bestaan van de strokartonindustrie heeft men telkens weer geprobeerd om tot één of andere vorm van onderlinge samenwerking te komen. Soms lukte het niet, dan weer wel. Debet daaraan waren de verschillende visies die men had en de uiteenlopende belangen. (speculatief versus cooperatief; geintegreerd versus niet geintegreerd ens.) Bovendien waren er bedrijven die soms wel en soms niet mee wilden doen.
De periode tot 1912
Tot kort voor de Eerste Wereldoorlog waren er onderling besprekingen, ook met de Duitse bedrijven die wel voelden voor een vorm van samenwerking. Waarschijnlijk dachten een aantal op deze manier minder last te zullen krijgen van de Nederlandse concurrentie. Concrete resultaten hebben die besprekingen niet gehad.
De periode 1912-1933
In 1912 komt de “Vereniging van Strocartonfabrikanten” tot stand. Er is veel overleg over thema’s als: moeten er minimumprijzen voor strokartonprodukten komen. Konkrete maatregelen komen er eigenlijk niet. Tijdens de Eerste Wereldoorlog komt men echter met het probleem te zitten dat de kalktoevoer uit zowel Duitsland als België wegvalt. Daarom wordt de “Kalkcommissie” in het leven geroepen om de kalkvoorziening veilig te stellen. Deze commissie slaagt erin om in Limburg weer wat kalk te laten produceren, zij het dan dat deze kalk van slechtere kwaliteit is. Ook na deze oorlog is de “Kalkcommissie” blijven bestaan. Later blijft men nog steeds worstelen met problemen als minimumprijzen en produktiebeperking.
De periode 1933-1941
In deze periode komt er wat meer samenwerking. Zo komen er regelingen voor minimumprijzen en produktie-beperking. Bovendien krijgt de “Kalkcommissie” opdracht om ook zoutzuur, touw en nog weer later waterglas in te kopen voor de leden. De vereniging besluit in 1936 tot instelling van een Research Bureau. Het jaar daarop besluit men al het Research Bureau weer op te heffen wegens gebrek aan resultaten.
De periode 1941 tot het einde
Het V.S. (Verkoopkantoor Strokarton) wordt in 1941 opgericht. Naderhand ook bekend geworden onder de naam NESSO (Netherlands Strawboard Selling Organisation). Het verkoopkantoor bracht men onder in het kantoor van Scholten’s Kartonfabriek in Groningen. De dagelijkse leiding kwam in handen van deze fabriek . Het Verkoopkantoor mocht niet zelf in Nederland en in Engeland verkopen. Wel zorgde het voor de orderbevestigingen en verdeling van alle orders die zowel bij bedrijven als bij de NESSO waren geboekt.
Door de instelling van het Verkoopkantoor kwamen er gemeenschappelijke prijzen en regelingen voor produktiebeperking als de afzet stagneerde. Produktiebeperking achtte men doeltreffender dan prijsverlaging. Het was in de loop van de tijd gebleken dat de kartonafzet weinig verbeterde bij een prijsverlaging, terwijl een eenmaal doorgevoerde prijsverlaging naderhand moeilijk weer ongedaan gemaakt kon worden. Onderbezetting veroorzaakte weliswaar verliezen, maar dat accepteerde men liever dan prijsbederf. Soms heeft men geprobeerd de onderbezettingsverliezen te verkleinen door eenmalig een grote partij karton te verkopen naar “Rood China” en ook een keer naar Cuba. De prijzen lagen dan wel lager, doch dat veroorzaakte geen prijsbederf op de reguliere markten. Wat de inkoop betreft, ging men soms ook wel over tot gezamenlijke inkoop van stro. Rond 1960 komt het R.A.S. (Research- en Adviesbureau voor de Strokartonindustrie) tot stand. Het werkterrein was sterk afgebakend, maar later wat verruimd. Deze instantie heeft o.a. veel aandacht besteed aan een betere proces- en kwaliteitsbeheersing. De samenwerking boette aan belangrijkheid in, toen diverse bedrijven gingen vinden dat ze beter op eigen kracht konden doorgaan. Ze waren bang dat de samenwerking de zwakke bedrijven in leven zouden houden en dat dat uiteindelijk ten koste zou gaan van de gehele bedrijfstak.
Na-oorlogse periode tot het einde van de “strokarton”
Zoals reeds vermeld liep de betekenis van Engeland als afzetgebied na de oorlog sterk terug. Men trachtte dit op te vangen door de afzet op de andere buitenlandse markten en op de binnenlandse te vergroten. De Korea-oorlog veroorzaakte een enorme hausse, gepaard gaande met flinke verdiensten. Daarna komt het produkt strokarton steeds meer onder druk te staan, waarbij het imago ervan verslechtert. Perioden van produktiebeperking worden afgewisseld met lichte verbeteringen. Gijskarten (massiek karton op basis van oud papier) wint echter eigen terrein. Begin 1970 stoppen Britannia en Scholten met strokarton en gaan geheel over op de produktie van grijs karton.
Wat waren de oorzaken dat het produkt strokarton zich niet kon handhaven?
a) de afnemers gingen steeds strengere eisen stellen. Strokarton kon hieraan niet of maar moeizaam voldoen.
b) organoleptische beïnvloeding van het verpakte produkt. De geur van strokarton werd soms door voedings- en genotmiddelen geabsorbeerd.
c) strokarton liet zich moeilijk veredelen. Waterdicht en / of waterafstotend maken was bijna ondoenlijk.
d) nieuwe soorten produktiemiddelen sorteerden bij de strokartonfabrikage lang niet altijd het beoogde effekt.
e) de nog in de stropulp aanwezige kalkverbindingen veroorzaakten vervuiling van en afzettingen op produktiemiddelen en machines. Ook was men gedwongen om midden in de week wel te stoppen om bijvoorbeeld schone vilten te leggen. Vaak moest men zoutzuur als reinigingsmiddel gebruiken, met alle kwalijke gevolgen van dien.
f) er werden geen nieuwe produktietechnieken specifiek voor strokartonduktie ontwikkeld. (In dit verband is het vermeldenswaardig dat Free in het begin van de zestiger jaren als enige strokartonfabrikant een installatie voor de continue produktie van stropulp in gebruik genomen. Dit in tegenstelling met de traditionele ontsluiting van stro, welke batch-gewijze plaats vond. Die continue installatie heeft geproduceerd tot het einde van het strokartontijdperk.) Dit had ook geen zin, omdat de produktie van grijskarton die problemen eigenlijk niet kent.
g) de watervervuiling kon slechts tegen zeer hoge kosten worden aangepakt, waardoor de prijs van strokarton onaanvaardbaar hoog zou komen te liggen.
h) onregelmatig stroaanvoer. Er is vaak stro aangevoerd uit Duitsland en ook wel uit België. Sporadisch zelfs uit Polen en Spanje.
i) verslechtering van de strokwaliteit. De boeren gingen over op kortere rassen i.v.m. het machinale oogsten. Daarbij snijden de combines de halmen veel hoger af. Dit had met elkaar tot gevolg dat het bruikbare gedeelte van de halm enorm verminderde. Anders gezegd; het bruikbare materiaal (aren, knopen) nam procentueel erg toe.
j) afgekeurde bolkokers. Verschillende fabrieken die hiermee gekonfronteerd werden, voelden er niet meer voor om nog in nieuwe bolkokers te investeren. Wel in produktiemogelijkheden voor grijskarton.
Gezien al de bovengenoemde faktoren, besloten steeds meer fabrikanten de produktie van strokarton te staken. Als laatste deed Free dit omstreeks 1980. Daarmee was een definitief einde gekomen aan een specifiek Noordelijk produkt.
Een nieuwe toekomst voor massiefkartonindustrie
Om hun positie te verbeteren gingen enkele bedrijven nauw samenwerken, hun eigen produkten geheel of gedeeltelijk verwerken en / of verwerkingsbedrijven overnemen. Allereerst zien we in 1965 een fusie tussen Britannia en de Kroon. Als nieuwe naam koos men Verpak. Naderhand nam Verpak enkele bedrijven over, waaronder de golfkartonfabriek van Dam te Helmond. Scholten gaat ook op die toer en verwerft Sicoma (oud papier) en Vedena (voornamelijk golfkarton).
In 1973 gaan Verpak en Scholten fuseren. De nieuwe concernnaam: Kappa. Deze nieuwe combinatie neemt nog meer bedrijven over. Dan komen de grote concerns op het toneel. Zo neemt BT in 1973 Beukema in Hoogezand over. KNP doet dat met Free in 1975.
Hoewel er al diverse studies en plannen waren geweest met betrekking tot het verbeteren van de positie van de massiefkartonindustrie was van de aanbevelingen eigenlijk nooit iets geconcretiseerd. In de zeventiger jaren echter komt er een herstructureringsplan waar op den duur alle betrokken partijen zich in kunnen vinden. Economische Zaken geeft er dan ook z’n goedkeuring aan. Het is vooral gedeputeerde mr. Prins geweest die zich hiervoor heeft ingezet.
Dit plan omvatte:
a) reduktie van de produktiecapaciteit, te realiseren door sluiting van een aantal zwakke bedrijven,
b) modernisering van de fabrieken die blijven bestaan,
c) een goede sociale regeling, omvatte onder andere de bekende VUM (Vervroegde Uittreding Massiefkarton),
d) overheidssteun voor de realisatie.
In dit kader paste ook de overname van de kartonfabrieken door financieel sterke concerns. KNP kreeg Free, Britannia, de Kroon en Scholten onder z’n hoede. BT verwierf Beukema, Ceres, de Dollard en Hollandia. De Halm, die oorspronkelijk zou moeten sluiten, bleef uiteindelijk toch open en behield nog een tijd zijn zelfstandigheid. Tegenwoordig maakt het deel uit van het Ierse Smurfit-concern. De Eendracht te Appingedam had de produktie van massief karton al helemaal gestaakt en produceert nu vouw-dozenkarton en gipsplatekarton.
De huidige massiefkartonbedrijven, nu moderne procesindustriën, doen het erg goed. De produktie is veel hoger dan men tot voor kort nog voor mogelijk hield en nadert nu de 675.000 ton/jaar. Ook vanuit milieu-oogpunt is dit erg belangrijk, omdat op deze manier grote hoeveelheden oud papier en karton hergebruikt en getransformeerd worden tot nieuwe produkten. Door dit alles is het imago van de massiefkartonindustrie sterk verbeterd.
Al met al is deze herstructurering een groot succes geworden. Maar laten we niet vergeten dat deze bedrijfstak, uniek in de wereld, hier nooit was gekomen als men niet met de strokartonindustrie was begonnen.
Dit verhaal is geschreven door de heer J. Hopster in 1992, Oude Pekela.
De heer Hopster maakte voor dit verhaal gebruik van de volgende informatiebronnen:
-Henstra en Sagel, De Carton- en Papierfabriek v/h W.A. Scholten N.V. en de Nederlandse Strocartonindustrie (Groningen 1954).
-Keuning, De Groninger Veenkoloniën (Amsterdam 1933).
-Ploeg, Oude Pekela, toch anders (Oude Pekela 1974).
Daarnaast baseerde hij dit verhaal op zijn eigen ervaringen en herinneringen.
Klik voor meer informatie over het productieproces door naar: http://demensenvandestrokarton.nl/productieproces-strokarton/