echtpaar Douma

Echtpaar Douma herinnert zich de inzet van mevrouw Beukema voor ‘haar’ fabriek

Mevrouw Douma herinnert zich de directeursvrouw van strokartonfabriek Beukema&Co nog goed.

Beukema & Co als middelpunt van het gezinsleven

 

Een Amsterdamse arts die in Groningen een strokartonfabriek opricht? In 1868 besloot dr. J.J. Beukema zijn bestaan als huisarts vaarwel te zeggen, om zich op de oprichting van een strokartonfabriek in Hoogezand te storten. Hiervoor reisde hij eerst naar strokartonfabriek Kuipers en Miedema in Leeuwarden. De eerste Nederlandse strokartonfabriek stond namelijk niet in Groningen, maar in Friesland! Zoon Frederik trad in de voetsporen van zijn vader, door bijna dertig jaar later, in 1896, strokartonfabriek Beukema & Co op te richten. De werkgelegenheid in Hoogezand trok aan met de komst van de fabrieken. Hoe de strokartontijd werd beleefd door de vrouwen van de werknemers van Beukema & Co, blijkt uit een lezing die twintig jaar geleden werd gehouden door strokartonvrouw Douma, echtgenote van een vroegere strokartonarbeider.

 

Beukema’s vooruitstrevende blik

Jan Douma kwam in 1912 als dertienjarige jongen in dienst bij Beukema & Co. In 1961 ging hij, na bijna vijftig jaar bij de fabriek gewerkt te hebben, met pensioen. Twintig jaar geleden vertelde zijn vrouw in een lezing hoe het leven rondom de fabriek eruit zag. Mevrouw Douma benadrukt hoe begaan de familie Beukema was met de werknemers van de fabriek. Hiermee waren zij hun tijd ver vooruit. Aan het begin van de twintigste eeuw waren de medische voorzieningen niet voor iedereen toegankelijk. Van ziekenfondsen had nog niemand gehoord, medische kosten moesten zelf betaald worden. Voor arme gezinnen was dit een onmogelijke opgave, waardoor zij een beroep moesten doen op het armenfonds. “De familie Beukema had in die tijd al een fonds waaruit de dokterskosten voor het personeel en hun gezinsleden werden betaald. De heer en mevrouw Beukema waren zeer sociaal voelend. Vooral mevrouw Beukema leefde veel met de gezinnen van de arbeiders mee”, zo vertelt mevrouw Douma in haar lezing.

 

Klompen en brandstof van gekapte bomen bij de fabriek

Toen de Tweede Wereldoorlog begon, kregen de werknemers het een stuk zwaarder. De fabriek kon niet meer volop produceren, waardoor er nog maar twee dagen per week gewerkt werd. De lonen halveerden, maar zelfs daar was door de familie Beukema iets op bedacht: de werkloosheidskas. De werknemers vulden hun salaris hier voor een deel mee aan. “Mevrouw Beukema probeerde met verschillende cursussen de gezinnen te helpen. Ze organiseerde bijvoorbeeld een naaicursus voor de vrouwen, die twee keer per week bij elkaar kwamen. Men maakte van oude kleren weer iets nieuws. Via een loting werden gebruikte fabrieksdekens verdeeld onder de werknemers. Hier werden kleding en gordijnen van worden gemaakt.” Toen de fabriek in 1942 dichtging door stopzetting van de uitvoer naar Engeland,  werden de werknemers elders tewerkgesteld. Oprichter Beukema voelde zich erg verantwoordelijk voor hen: “Meneer Beukema zorgde dat zijn arbeiders brandstof kregen, zoals turf. De bomen die bij de fabriek stonden werden gekapt en van het hout werden klompen gemaakt. Het afval van de bomen diende als brandstof voor de arbeiders.”

 

Fabrieksfeesten op de droogzolder

Na de oorlog was er meer behoefte aan ontspanning: “Binnen de fabriek ontstonden er verschillende verenigingen, zoals een klaverjasvereniging, een zangkoor, een handwerkgroep, een visclub, een sportvereniging, een bedrijfsbrandweer en een E.H.B.O”. Er was dus van alles te doen, niet alleen voor de werknemers zelf, maar ook voor hun vrouwen. “Op de droogzolder van de fabriek werden er fabrieksfeesten gehouden. De zolder werd door een aantal dames ingericht als feestzaal en de organisatie was in handen van de verschillende verenigingen, zoals het zangkoor. De voorbereidingen voor zulke feesten vonden steevast bij mevrouw Beukema thuis plaats.”

 

“Een pijler in mijn leven”

Het werken bij Beukema  & Co bracht veel leuke bijkomstigheden met zich mee. De feesten die werden georganiseerd en het actieve verenigingsleven waaraan de werknemers en hun familie deel konden nemen zorgden voor verbondenheid. “Deze dingen maakten dat de fabriek het middelpunt vormde van het leven van de werknemers. De saamhorigheid was sterk aanwezig.” Toen de familie Beukema in 1973 alle aandelen verkocht aan het Buhrmann-Tetterode concern, kregen alle personeelsleden vijfhonderd gulden. De sociale voorzieningen, waarmee de familie Beukema eens hun tijd ver vooruit was, werden door het concern overgenomen. In 1989 richtte mevrouw Beukema een stichting op, waarmee gepensioneerden ieder jaar vijfhonderd euro kregen uitgekeerd. De lezing van mevrouw Douma laat zien hoe de strokartontijd door vrouwen werd ervaren. Velen van hen bewaren waarschijnlijk mooie herinneringen aan de tijd bij de fabriek. Voor mevrouw Douma geldt dat in ieder geval: “Voor mij is de familie Beukema een pijler in mijn leven geweest”, zo luidden haar afsluitende woorden.